Narrow your search

Library

KU Leuven (114)

KBR (96)

UGent (33)

ULiège (13)

UAntwerpen (11)

EHC (10)

VUB (9)

CaGeWeB (7)

ULB (7)

UCLouvain (6)

More...

Resource type

dissertation (124)

book (33)


Language

English (99)

Dutch (19)

German (2)

French (1)

Italian (1)

More...

Year
From To Submit

2021 (1)

2019 (1)

2015 (1)

2014 (1)

2011 (1)

More...
Listing 1 - 10 of 124 << page
of 13
>>
Sort by

Dissertation
Cognition and affect in the appraisal of events
Authors: ---
Year: 1986 Publisher: [S.l.] : [s.n.],

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
Toetsing van grafologische uitspraken : een experimentele studie
Author:
Year: 1963 Publisher: Amsterdam : Van Rossen,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
CAD assisted ESD protection optimization for advanced digital and RF CMOS applications
Authors: ---
ISBN: 9056825372 Year: 2004 Publisher: Leuven Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit der Toegepaste Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Multi
Media distinction : an empirical study of uses of the mass media, social classes, and ways of life
Author:
ISBN: 9529018592 Year: 1990 Publisher: Helsinki : [s.n.],

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
Empirical studies on credit markets
Authors: ---
ISBN: 9051707134 Year: 2003

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Multi
Management of early rheumatoid arthritis
Authors: ---
ISBN: 9789058676450 Year: 2007 Publisher: Leuven Universitaire Pers Leuven

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In dit thesis project werden verschillende factoren onderzocht die het succes van de farmacologische en niet-farmacologische aanpak van vroege reumatoide artritis (RA) bepalen. Ons eerste objectief was de efficientie te vergelijken van inductie therapie met een hoge dosis steroiden dan wel TNF blokkade aan de hand van MRI, een techniek die meer gevoelig wordt geacht dan het klinisch onderzoek en rontgenfoto’s voor de evaluatie van gewrichtsontsteking en structurele schade, vooral bij beginnende artritis. Wij voerden een gerandomiseerde gecontroleerde studie uit waarbij patienten met beginnende RA werden behandeld met methotrexaat alleen (MTX, n=14), dan wel gecombineerd met infiximab (IFX, n=15) of met intraveneuze pulsen methylprednisolone (IVMP, n=15). Het effect van deze behandelingsschema’s op de MRI tekenen van inflammatie en gewrichtsbeschadiging werd onderzocht, naast hun klinische efficientie. De ziekte activiteit en functionaliteit bleken zoals verwacht beter controleerbaar met IVMP en IFX in combinatie met MTX dan met MTX alleen, zonder belangrijke verschillen tussen beide inductietherapieën. De combinatiebehandelingen bleken ook aan mekaar gewaagd voor wat betreft het controleren van de MRI tekenen van synovitis, maar we vonden aanwijzingen dat op het vlak van het voorkomen van progressie van MRI erosies, IFX efficienter zou kunnen zijn dan IVMP. Wij hebben in onze inceptiecohorte van vroege artritis patienten de haalbaarheid in de dagelijkse praktijk onderzocht van het gebruik van een aangepaste versie van het COBRA inductieschema (n=19), een combinatie van MTX, sulfasalazine en een hoge dosis steroiden, in vergelijking met een klassieke enkelvoudige therapie met sulfasalazine of MTX alleen (n=52). Bij patienten op het COBRA schema dienden er gedurende het eerste jaar van de behandeling minder wijzigingen te worden doorgevoerd in de behandeling vanwege tolerantieproblemen of een tekort aan efficientie en minder patienten verdwenen uit follow up. Tijdens het tweede jaar diende er minder gebruik te worden gemaakt van steroiden bij patienten die een inductie behandeling hadden gekregen met COBRA in vergelijking met patienten die waren gestart met een monotherapie. Het aantal ongewenste effecten of ernstige neveneffecten was gelijkaardig gedurende een follow up van 2 jaar. Zoals in de originele COBRA studie was de combinatietherapie efficiënter vooral gedurende de eerste 4 maanden van de behandeling maar daarna werd het klinische verschil tussen de behandelingsstrategieën minder duidelijk. Om te bewijzen dat de grotere efficiëntie van inductietherapie gedurende de eerste maanden van de behandeling meer is dan alleen een tijdelijk voordeel, onderzochten we of een goede initiële respons ook een betere laattijdige uitkomst voorspelt. Hiertoe identificeerden we patiënten in remissie (DAS28 <2.6), met een normalisatie van hun functionaliteit (HAQ=0) en zonder wijzigingen in hun professionele activiteiten in onze vroege RA inceptie cohorte en we vergeleken deze, respectievelijk met mensen die niet in remissie verkeerden, functionele beperking vertoonden of een gewijzigde werksituatie rapporteerden. In deze cross sectionele studie werden 89 patiënten geincludeerd met een mediane ziekteduur van 18 maanden, 69% was in remissie. Hoewel ze gelijkaardig waren bij aanvang waren hun ziekteactiviteit, functionaliteit, pijn en vermoeidheidsscores lager gedurende het volledige eerste jaar van de behandeling en een grotere proportie haalde reeds na vier maanden een goede EULAR respons, remissie of een HAQ <1. Remissie op maand 4 was een onafhankelijke predictor van remissie bij follow up in a logistische regressie analyse. Bij onze cross sectionele analyse had 38% van de patiënten geen functionele beperkingen. In vergelijking met patiënten die wel fysieke beperkingen rapporteerden hadden deze patiënten een lagere HAQ score bij aanvang en lagere DAS28, HAQ, pijn en vermoeidheidsscores gedurende het eerste jaar van follow up en op maand 4 bereikte een groter percentage van deze patiënten een staat van remissie of een HAQ=0. Mannelijk geslacht, HAQ bij aanvang en een goede EULAR respons op maand 4 voorspelde een lange termijn HAQ=0, maar een HAQ=0 op maand 4 was de sterkste onafhankelijke predictor. Van de 40% van de patiënten die nog een betaalde job hadden bij aanvang van de ziekte, rapporteerde 43% een verandering in de werksituatie tegen de tijd van onze analyse. Deze patiënten hadden hogere DAS28, HAQ, pijn en vermoeidheidsscores gedurende het eerste jaar van de behandeling. Het niet halen van een goede EULAR respons op maand 4 bleek een onafhankelijke voorspeller van verandering in de werksituatie in een logistisch regressie model. In een poging om de efficaciteit van geprogrammeerde ambulante zorg voor vroege RA patiënten in de dagelijkse praktijk te onderbouwen, voerden we een cross sectionele studie uit waarin we patiënten uit ons eigen geïntegreerd zorg programma (n=89) vergeleken met patiënten die standaard reumatoloog gecentreerde zorg kregen (n=102) in 10 samenwerkende privé praktijken. Meer patiënten kregen initiële combinatietherapie in het zorgprogramma (35% vs. 3%) maar de actuele behandeling was vergelijkbaar. Meer patiënten waren in remissie (DAS28<2.6, 69% vs. 39%) of hadden een lage ziekteactiviteit (DAS<3.2, 80% vs. 60%), de gemiddelde HAQ scores waren lager (0,52 vs. 0,80), meer patiënten hadden geen functionele beperkingen (HAQ=0, 38% vs. 15%) en de SF-36 scores waren hoger bij patiënten die een zorgprogramma volgden. Coping stijl en ziekteperceptie waren vergelijkbaar behalve voor wat betreft ziekte coherentie. De tevredenheid verschilde enkel voor aspecten die typisch een zorgprogramma bevoordelen. Deelname aan een zorgprogramma was een onafhankelijke predictor van remissie en afwezigheid van functieverlies in een regressiemodel met ook geslacht en initiële therapie als voorspellers. We concludeerden dat de betere klinische resultaten in een zorgprogramma gedeeltelijk het gevolg waren van het makkelijker implementeren van een intensieve behandelingsstrategie maar klaarblijkelijk ook van andere aspecten van georganiseerde farmacologische en niet farmacologische zorg welke beter kunnen worden gedefinieerd in toekomstig gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek. Geïnspireerd door de klinische nood aan potentiële nieuwe therapeutische doelwitten en aangemoedigd door aanwijzingen komende van ons eigen laboratorium voor een rol van reactivatie van embryonale signaalwegen, zoals bot morfogenetisch proteïne (BMP) signalisatie, in de pathofysiologie van artritis, besloten we in het synovium van patiënten met RA de BMP responsieve cel populatie te bestuderen welke wordt gekenmerkt door de expressie van de gefosforileerde vorm van het smad 1-5 signaalmolecule. We detecteerden gefosforileerd (P)-smad 1-5 proteïne met Western blot analyse in RA synovium maar niet in normaal synovium. Er werden verschillende P-smad 1-5 positieve cel populaties geïdentificeerd in RA synoviale biopten waaronder perivasculaire cellen en cellen in de sublining en de lining laag. Bij dubbelkleuringen konden we aantonen dat P-smad 1-5 positieve cellen markers exprimeerden welke geassocieerd worden met de mesenchymale stam cel populatie zoals alfa SMA, endoglin (CD105) en CD90. Cellen van hematopoietische origine toonden geen smad 1-5 fosforilatie. De P-smad positieve cel populatie bleef in essentie ongewijzigd terwijl het mononucleair cel infiltraat substantieel afnam in synoviale biopten van vroege RA patiënten afgenomen vóór en 26 weken ná de start van een behandeling met MTX alleen of in combinatie met infliximab of intraveneus methylprednisolone. In this thesis project we studied different factors determining success in pharmacological and non-pharmacological early rheumatoid arthritis (RA) management. Our first objective was to compare the efficacy of induction therapy with high dose steroids and anti-TNF-α agents using MRI, a technique considered more sensitive than clinical examination and X-ray for the evaluation of joint inflammation and structural changes, especially in early arthritis. We performed a randomized controlled trial in which patients with early RA were treated with methotrexate alone (MTX, n=14) or in combination with infliximab (IFX, n=15) or intravenous pulse methylprednisolone (IVMP, n=15). The effect of these treatment strategies on MRI signs of inflammation and joint destruction was analyzed, as well as clinical efficacy. As expected disease activity and functionality were better controlled with MTX in combination with IFX or IVMP than with MTX alone, without major differences between both induction regimens. The induction regimens also had a similar efficacy in controlling MRI signs of synovitis, but we showed that IFX might be more efficacious than IVMP in preventing progression of MRI erosions. In our inception cohort of early RA patients we investigated the feasibility in daily practice of using an adapted version of the COBRA induction regimen (n=19), a combination of MTX, sulphasalazine (SSZ) and high dose steroids, in comparison to a classical monotherapy with SSZ or MTX (n=52). In patients receiving the COBRA regimen, treatment had to be changed less frequently for reasons of intolerance or inefficacy and fewer patients were lost from follow up during the first year. During the second year, patients originally receiving induction therapy with COBRA needed fewer steroids than those started on monotherapy. The number of adverse events and serious adverse events was similar during a two year follow up. As in the original COBRA trial, combination therapy was more efficacious mainly during the first 4 months of treatment but thereafter the clinical difference between treatment strategies became insignificant. To prove that this typical superior efficacy of induction therapy during the first months is more than just a temporary advantage, we analyzed if it also predicted a better long term outcome in our early RA cohort. For this purpose we identified patients in remission (DAS28 <2.6), with normalized function (HAQ=0) and without changes of their professional activities in our inception cohort and compared their response during the first treatment year with patients not in remission, with disability and with a changed working situation, respectively. In this cross sectional study 89 patients, with median disease duration of 18 months were included, 69% were in remission. Although similar at baseline from those not in remission, their DAS28, HAQ, pain and fatigue scores were lower throughout year 1 and more achieved already at month 4 a good EULAR response, remission or a HAQ<1. Remission at month 4 independently predicted remission at follow up in a logistic regression analysis. In our analysis 38% of patients had no functional limitations: compared to patients with functional limitations, they had a lower baseline HAQ and lower DAS28, HAQ, pain and fatigue scores during year 1, and at month 4 more achieved remission or a HAQ=0. Male sex, baseline HAQ and a month 4 good EULAR response predicted long term HAQ=0, but month 4 HAQ=0 was the strongest independent predictor in a regression model. Of the 40% of patients who still had a paid job at disease onset, 43.8% reported work change by the time of our analysis: they had higher DAS28, HAQ, pain and fatigue scores during year 1. Failing a month 4 good EULAR response independently predicted work change, in a logistic regression model. Apart from pharmacological also non-pharmacological interventions determine the success of early RA management. In an attempt to prove the efficacy of programmed outpatient care for early RA in daily practice, we performed a cross sectional study comparing patients in our own integrated care program (n=89) with patients receiving present-day standard ambulatory care (n=102) in 10 collaborating private practices. More patients received initial combination therapy in the care program (35 % vs. 3%) but actual treatment regimens were comparable. More patients were in remission (DAS28<2.6, 69% vs. 39%) or had low disease activity (DAS28<3.2, 80% vs. 60%), mean HAQ-sc ores were lower (0.52 vs. 0.80), more patients had no functional impairment (HAQ=0, 38% vs. 15%) and SF-36 scores were higher in patients following a care program. Coping style and illness perception were similar except for illness coherence. Satisfaction differed only for aspects typically favoring a care program. Participation in a care program independently predicted remission and absence of disability in a regression model including gender and initial treatment as other predictors. We concluded that the better clinical outcome in patients following an outpatient care program was partly due to the easier implementation of an intensive initial treatment strategy but apparently also to other aspects of organized pharmacological and non-pharmacological care, to be defined in randomized controlled studies. Inspired by the clinical need for potential new therapeutic targets and encouraged by evidence from our laboratory for a role of reactivation of embryonic signaling pathways such as bone morphogenetic protein (BMP) signaling in the pathophysiology of arthritis, we studied the BMP responsive cell populations expressing phosphorylated (P)-smad 1-5, in the synovium of RA patients. We detected P-smad 1-5 protein by Western blot in RA but not in normal synovium. Different P-smad 1-5 positive cell populations were identified in RA synovial biopsies by immunohistochemistry: perivascular, sublining and lining layer cells. In double staining experiments we showed that P-smad 1-5 positive cells expressed markers associated with the mesenchymal stem cell lineage such as alpha SMA, endoglin (CD105) and CD 90. Cells of the hematopoietic lineage showed no smad 1-5 phosphorilation. The P-smad 1-5 cell population remained essentially unchanged, although the mononuclear cellular infiltrate decreased substantially in synovial biopsy sections from early RA patients taken before and 26 weeks after initiation of treatment with MTX alone or in combination with intravenous methylprednisolone or infliximab. Over de voorbije tien jaar is men tot de vaststelling gekomen dat een vroegtijdige, intensieve behandeling van reumatoide artritis (RA) effectiever is dan een laattijdige, terughoudende benadering van de ziekte. De doeltreffendheid van verschillende intensieve behandelingsschema’s voor RA lijkt gelijkaardig, maar er zijn nogal wat verschillen in kostprijs en terugbetalingsvoorwaarden van de gebruikte geneesmiddelen en deels daardoor ook in hun toepasbaarheid in de dagelijkse praktijk. Ons eerste project bestond erin de doeltreffendheid te vergelijken van een klassieke antireumatische behandeling met methotrexaat (MTX) alleen, tegenover een intensieve behandeling met MTX in combinatie met ofwel een hoge dosis cortisone, een goedkoop geneesmiddel, ofwel een TNF-alpha blokkeerder (infliximab), één van de nieuwere zeer gerichte maar dure biotechnologische geneesmiddelen. Er werd een onderzoek opgezet om de invloed van hogervermelde behandelingen op de ziektesymptomen, gewrichtsbeschadiging en lichamelijke beperkingen van patiënten met een beginnende RA vast te stellen. Hiervoor werd enerzijds gebruik gemaakt van een magnetische resonantie scan (NMR), een radiologische techniek die gevoelig is voor de evaluatie van gewrichtsontsteking en beschadiging, vooral bij beginnende RA. Anderzijds werden ook meer klassieke instrumenten gebruikt zoals bloedanalyses, telling van pijnlijke en gezwollen gewrichten en vragenlijsten om de mate van gewrichtsontsteking en lichamelijke beperkingen van de onderzochte patiënten te bepalen. Zoals verwacht bleken de ziektesymptomen en lichamelijke beperkingen beter controleerbaar met de beide combinatiebehandelingen, zonder dat er een uitgesproken voordeel was voor één van de twee. Ook bij analyse van de NMR scans bleken de combinatiebehandelingen aan mekaar gewaagd, voor zover gekeken werd naar de tekenen van gewrichtsontsteking, maar er werden wel aanwijzingen gevonden dat de combinatie met infliximab doeltreffender zou zijn dan deze met cortisone, in het voorkomen van gewrichtsbeschadiging door RA. Uit klinisch onderzoek is gebleken dat het zogenaamde “COBRA” schema, een combinatietherapie van MTX, Sulfasalazine (SSZ, klassiek geneesmiddel tegen RA) en een hoge dosis cortisone, doeltreffender was dan een behandeling met één enkel antireumatisch geneesmiddel en ongeveer gelijkwaardig aan een behandeling met MTX in combinatie met een TNF-alpha blokker, voor de behandeling van beginnende RA. Desondanks blijkt de “COBRA” behandeling niet in de smaak te vallen bij de reumatologen in de dagelijkse praktijk. Voor het volgend deel van ons onderzoek werd bij een groep patiënten met beginnende RA, de haalbaarheid onderzocht van een aangepast “COBRA” schema in vergelijking met een klassieke behandeling met SSZ of MTX alleen, over een periode van twee jaar. Patiënten die het “COBRA” schema volgden bleken minder problemen te hebben om de behandeling te verdragen en ondervonden een betere controle van de ziekte, zodat er op het einde van het eerste jaar ook minder patiënten uit de opvolging waren verdwenen. Daarbij kwam dat tijdens het tweede jaar bij deze patiënten de hoeveelheid cortisone die nodig was om de ziekte onder controle te houden beduidend lager was, in vergelijking met patienten die waren gestart met één enkel geneesmiddel. Het aantal ongewenste effecten of ernstige neveneffecten was, ondanks de beduidend hogere intensiteit van het “COBRA”-schema, gelijkaardig over de periode van 2 jaar waarbinnen de patienten werden opgevolgd. Zoals in de originele “COBRA” studie was de combinatietherapie vooral efficiënter gedurende de eerste 4 maanden van de behandeling, maar daarna werd het verschil in effect op de symptomen en de lichamelijke beperkingen tussen de behandelingsschema’s minder duidelijk. In het derde deel


Dissertation
Hulp als onderwijs : effecten van cursussen voor verlegen mensen
Authors: ---
Year: 1985 Publisher: [S.l. : s.n.],

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
Experimenteel onderzoek naar het verschil in de optische geaardheid van vloeibaar en vast kwik, zoomede naar zich daarop vormende oppervlakte-lagen
Author:
Year: 1918 Publisher: Haarlem : Oostenbroek,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
Non-labelled techniques for physiometry
Authors: ---
ISBN: 9056822500 Year: 2000 Publisher: Heverlee Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit der Toegepaste Wetenschappen. Departement Elektrotechniek

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
Techniques for systematic top-down analog circuit design, with application to high-frequency filters
Authors: ---
ISBN: 9056823949 Year: 2003 Publisher: Leuven Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit der Toegepaste Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Listing 1 - 10 of 124 << page
of 13
>>
Sort by